Wanneer je voor het eerst een rosse kat ontmoet, kan je je geld maar beter inzetten op een ‘kater’. Tachtig procent van onze vurige huistijgers zijn immers mannelijk. Maar zeggen dat alle rode katten katers zijn, is dan weer een brug te ver. Ook kattinnen kunnen met een vuurrood kleurtje ter wereld komen, maar die kans is veel kleiner. Om te begrijpen waarom rode katers in de meerderheid zijn, duiken we even in de wondere wereld van de kattengenetica. 

Hoe vererven kleuren bij katten? 

Hoe we eruitzien, staat beschreven in onze genen en dat is ook zo bij katten. Die genen worden verzameld op chromosomen: meterslange draden van DNA die zo sterk opgerold zijn dat ze in de kern van één levende cel passen. Meer nog: elke kattencel bevat 19 paar van die chromosomen – 38 in totaal. 
 
Een chromosomenpaar bestaat uit twee dezelfde chromosomen, maar de inhoud kan verschillen. Zo kan het zijn dat er op het ene chromosoom een gen zit dat een kat een solide kleur geeft (bijvoorbeeld zwart), terwijl het tweelinggen op het andere chromosoom zegt dat de kleur verdund is (waardoor zwart grijs wordt). Omdat het gen voor solide kleuren ‘dominant’ is, is het resultaat een pikzwarte kat. Ook wanneer een kat twee ‘solide’ genen heeft kleurt ze zwart. Alleen wanneer beide genen een verdunning claimen, krijg je ook effectief een grijze kat. 
 

Geslachtschromosomen met een rood kleurtje

Met de kleur rood is echter iets speciaals aan de hand. Katten krijgen een ros kleurtje wanneer ze een gen hebben dat de typische oranjekattenkleur ‘feomelanine’ aanmaakt. Maar dat gen ligt niet op een normaal chromosomenpaar, maar op het vrouwelijke X-chromosoom. Kattinnen hebben twee van die X-chromosomen: eentje van de moederpoes en eentje van de vaderpoes. Katers hebben maar één zo’n X-chromosoom in elke cel, dat ze meekrijgen van hun moeder. Van hun vader krijgen katers een Y-chromosoom. 
Schildpadkat
Schildpadkatten zijn in meer dan 99% van de gevallen vrouwtjes 
De rode kleur krijgt van kattengenetici de letter ‘O’. Het gen voor rood wordt aangeduid met een hoofdletter O, een kleine letter o wil zeggen dat het gen geen rode kleur geeft. Als het op ‘rood zijn’ aankomt, hebben katers dus maar twee opties: of ze zijn rood (OY) of ze zijn het niet (oY). Bij vrouwelijke katten zijn er drie opties: OO (een rosse kattin), oo (geen ros in de vacht) en Oo (een lapjeskat, tortie of schildpadpoes die gedeeltelijk ros is). 
 

Wat weten we nog meer over rode katten? 

 

Rosse katers hebben altijd een (deels) rode moeder

Wie goed opgelet heeft, weet nu waar rosse katers de mosterd gehaald hebben. Hun X-chromosoom kan alleen afkomstig zijn van de moederpoes, dat wil zeggen dat er minstens een beetje rode kleur moet te zien zijn in de vacht van de moeder. Hoe de vader eruit ziet, doet er hier niet toe. In de praktijk zijn ongeveer 80 procent van alle rode katten mannelijk. 
 

Rosse kattinnen hebben altijd een rode vader 

Maar van volledig rode kattinnen weet je voortaan dat ze zowel van ma en pa poes de kleur rood hebben meegekregen.  De vader is altijd een typische rosse kater, moederpoes is rood of schildpadkleurig. Omdat die kans veel minder groot is dan in het scenario van de rosse kater, is slechts 20% van alle rosse katten een poes. 
 

Rode katten zijn altijd gestreept

Ook of een kat gestreept of niet gestreept is, staat in haar genen beschreven. Alleen werkt het gen voor ‘geen strepen’ niet wanneer er rood pigment wordt aangemaakt. Sommige crèmekleurige katten (dat zijn rode katten met een verdunningsgen) lijken op het eerste gezicht egaal van kleur, maar wanneer je ze van dichtbij bekijkt, kan je toch een licht patroon in hun vacht opmerken. Kijk maar eens vlak boven hun ogen en tussen de oren: daar zie je zonder uitzondering de typische ‘tabby-M’. 
 

Lapjeskater heeft een chromosoom te veel 

Volgens de uitleg hierboven is het voor een kater onmogelijk om het lapjespatroon over te erven van zijn ouders. De grote uitzondering zijn katers met een chromosoomafwijking: zij hebben naast het obligate Y-chromosoom twee exemplaren van het X-chromosoom - bij mensen noemen we die zeldzame afwijking het syndroom van Klinefelter. Heel af en toe komt het ook voor dat twee kater-eicellen (van een rode en niet-rode kater) na de bevruchting met elkaar versmelten tot een lapjeskater. Kom je een schildpadkater tegen, dan heb je pas écht met een uitzondering te maken.  

Deel dit artikel

Aanbevolen artikelen