Eind jaren ‘80 fokte men in Australië de eerste labradoodle met de naam Sultan. De rest is geschiedenis: de populaire kruising tussen een labrador en een poedel is niet meer weg te denken uit onze hondenscholen. Weet echter waar je aan begint: de vacht van een labradoodle vereist dagelijks verzorging en dat is misschien niet wat je in gedachten had toen je zocht naar een leuk speelmaatje voor de kinderen. Bovendien kampt het onofficiële ras met heel wat gezondheidsproblemen.

Oorsprong – waar komt de labradoodle vandaan?

Eind jaren ‘80 kreeg het Australian centrum voor geleidehonden een telefoontje uit Hawaï met een ongewoon verzoek. Een blinde vrouw wou maar wat graag een geleidehond, maar haar man was allergisch voor honden
 
 

Creatie van een nieuw ‘ras’ 

Wally Conron, die op dat moment de leiding had over het fokgedeelte van het centrum, ging in op haar vraag en startte de zoektocht naar een geschikte hond. Verschillende poedels passeerden de revue, omdat het ras geen haar verliest en daarom beter wordt verdragen door mensen met een allergie. Maar Conron miste de vriendelijkheid en de trainbaarheid van een labrador, dus besloot hij de twee rassen te kruisen. 
 
In 1989 werden uit die combinatie 3 pups geboren en Conron stuurde een speekselstaal van elke pup naar het Hawaiiaanse koppel. Alleen puppy Sultan, die ondertussen te boek staat als de allereerste Australian labradoodle, doorstond de test en werd gedurende 2 jaar getraind tot een succesvolle werkhond. Helaas stond niemand te springen om de andere twee gekruiste pups in huis te nemen, ook al was er een lange wachtlijst voor geleidehonden. Toen de pups 8 weken oud waren en de tijd écht begon te dringen, besloot Conron om hen aan te prijzen als ‘unieke labradoodles’ in plaats van ‘kruisingen’. Plots stond de telefoon roodgloeiend: iedereen wou wel zo’n allergievrije wonderhond met grappige naam in huis. En dus werden er nog meer designer honden gefokt. 
Chocolade labradoodle in hangmat
Beige labradoodle voor de deur

De labradoodle was al langer bekend in de VS

De term ‘labradoodle’ kwam echter al veel eerder op het toneel. In 1955 wordt de kruising al vermeld in het boek ‘Into the Water Barrier’ van Donald Campbell. De kruising was in de Verenigde Staten geen onbekende en in de jaren ‘60 had een labradoodle zelfs een grote rol in een tv-show. Om verwarring te voorkomen, wordt de designer hond officieel de ‘Australian’ labradoodle genoemd. 
 
 

De twijfels van Conron

Ondertussen is Conron niet meer zo blij met wat hij gecreëerd heeft. Niet elke labradoodle kan de belofte om allergievrij te zijn immers waarmaken. Bovendien werden kruisingen met poedels populairder dan ooit: er zijn niet alleen goldendoodles (x golden retriever), bernedoodles (x berner sennenhond) en cockapoos (x cocker spaniel), bijna elk ras wordt wel eens gekruist met een poedel om allergievrije honden te maken. Of daar enig denkwerk aan vooraf gaat, is nog maar de vraag. Conron is dan ook bezorgd of hij er wel goed aan gedaan heeft om het designer ras in de spotlights te zetten. Ondoordacht kruisen heeft al te vaak ongezonde honden opgeleverd die qua karakter helemaal niet passen bij de gebruikshond die hij voor ogen had.  
 
 

Uiterlijk – hoe herken je een Australian labradoodle? 

De Australian labradoodle is atletisch gebouwd, al valt dat niet zo op onder zijn krullerige vacht. Hij beweegt soepel en lichtvoetig: hij lijkt wel te zweven als hij naar je toe draaft.
 
Dit ras staat vooral bekend om zijn typische vacht, die voorkomt in 2 varianten. 
 
  • De wollen vacht heeft krullen zoals een schaap en leunt sterk aan bij de vacht van een poedel. 
  • De fleecevacht is zacht en eerder golvend
 
Labradoodles ruiven niet en worden daarom makkelijker verdragen door mensen met een allergie voor hondenharen. Toch is enige voorzichtigheid geboden. Elke hond verliest immers af en toe wat haren. Bovendien is elk individu anders: sommige labradoodles worden beter verdragen dan andere. En de ene allergie is de andere niet: of je al dan niet allergisch reageert op een labradoodle, kan je best vooraf even testen. Bovendien brengt een dikke doodlevacht erg veel onderhoud met zich mee (zie verder). 
 
Vrijwel alle kleuren kunnen voorkomen bij de Australian labradoodle. Vaak zijn ze effen gekleurd, maar er zijn ook gevlekte exemplaren. 
 
 

Grootte en gewicht – hoe groot en zwaar wordt de Australian labradoodle?

De Australian labradoodle komt voor in drie maten, afhankelijk met het type poedel waarmee hij oorspronkelijk gekruist werd. De mini-labradoodle wordt gemiddeld 42 cm hoog en weegt 10 tot 20 kg. De standaard labradoodle is de grootste versie en heeft het formaat van een labrador: zo’n 63 cm hoog en 20 tot 35 kg zwaar. Tussenin zit nog de medium labradoodle, die gemiddeld 50 cm hoog wordt en 17,5 tot 23 kg weegt. 
 
 

Karakter en opvoeding – de labradoodle is altijd vrolijk en soms wat té enthousiast

De Australian labradoodle staat bekend om zijn vriendelijk en sociaal karakter. Hij kan zowat met iedereen overweg, mens en dier. Daar moet hij natuurlijk wel van jongs af aan wennen. Bezoek wordt vriendelijk ontvangen en de labradoodle neemt graag knuffels in ontvangst. Met kinderen komt de labradoodle goed overeen. Om ervoor te zorgen dat kinderen het dier in zijn waarde laten, zijn duidelijke regels noodzakelijk - zowel voor de hond als voor de kinderen.
 
De doodle wordt niet graag alleen gelaten. Om verlatingsangst te voorkomen, bouw je de tijd die hij alleen thuis moet blijven best langzaam op. Wie vaak van huis is, kiest best voor een ander type hond. Je kan een labradoodle wel leren om lang alleen te blijven, gelukkig wordt hij daar niet van. 
Labradoodle en kind
De labradoodle komt heel goed overeen met kinderen
Het is een intelligent dier dat graag met je bezig is. Als je daar geen tijd voor maakt, houdt hij zichzelf wel bezig - maar niet altijd met activiteiten die op de goedkeuring van zijn eigenaar kunnen rekenen. Beter hou je zelf de regie in handen en bezorg je een labradoodle de nodige mentale uitdaging. Dat kan je doen door hem trucjes te leren of hersenwerk aan te bieden. 
 
Labradoodles leren makkelijk, wanneer je hen op een beloningsgerichte manier traint. Ze dokteren snel uit wat ze moeten doen om hun koekje te verdienen en werken graag met je mee. Een consequente training is belangrijk voor de labradoodle: van tegengestelde informatie krijgt hij stress en gaat hij in staking. Hij kan dan al snel ontwikkelen tot een vervelende, eigenwijze hond. Met een goede opvoeding hoeft het zover niet te komen. 
 
Volgens de standaard is de Australian labradoodle speels en actief, maar rustig in huis. Om zo’n rustige huishond te bekomen, moet je er wel wat mee ondernemen. De labradoodle houdt van dagelijkse lange wandelingen en slaat een uitnodiging om te zwemmen niet af. Hij is geschikt voor verschillende hondensporten, zoals doggy dance, gehoorzaamheid, agility en flyball. Alleen als je aan zijn fysieke behoeften voldoet, is de labradoodle een engeltje in huis. Doe je dat niet en geef je de hond ook geen mentale uitdaging, hellen deze energieke honden soms wel eens over naar het hyperactieve spectrum. 
 
 

Voeding en verzorging – welke verzorging heeft een Australian labradoodle nodig?

Onderschat de vacht van een labradoodle niet: het vergt veel tijd en aandacht om zijn krullen in goede conditie te houden. In totaal ben je wekelijks minstens enkele uren kwijt aan zijn dikke haardos. In het begin lijkt dat goed mee te vallen: tot zo’n acht maanden kam je vlot doorheen zijn puppyharen. Maar wanneer de labradoodle volwassen wordt, gaat zijn vacht sneller klitten dan je lijkt te kunnen bijhouden. En bijhouden is écht nodig, want het uitkammen van klitten is erg pijnlijk voor je hond. De vacht van een labradoodle heeft dagelijks verzorging nodig en zeker na een zwempartij, een regenwandeling of een rondje stoeien in het bos. Wassen is vaker aan de orde dan bij andere honden. 
 
Reken er ook op dat je je labradoodle regelmatig naar het trimsalon moet brengen. Daar wordt de vacht minstens om de zes weken bijgeknipt. Kies je voor een ‘sportieve’ coupe, dan heb je thuis minder werk. Hou er dan wel rekening mee dat je niet meer kan genieten van de typische ‘looks’ van de labradoodle. Wanneer je merkt dat de vacht van je hond klitten begint te vormen, ga je ook best zo snel mogelijk naar de trimmer. Soms zit er niks anders op dan de vacht af te scheren en met een schone lei weer te beginnen. 
 
De hangende oren van de labradoodle zijn vatbaar voor ontstekingen. Daarom is het aan te raden om regelmatig hun oren schoon te maken met een speciaal oorreinigingsmiddel. 
 
 

Gezondheid en levensverwachting – voor welke kwaaltjes en ziektes is de Australian labradoodle vatbaar?

Labradoodles worden 13 tot 15 jaar oud, maar krijgen onderweg helaas te maken met verschillende erfelijke ziekten. Die komen zowel van de labrador-kant als van de poedel-kant. Het is dus niet zo dat kruisingen per definitie sterker zijn dan rashonden, zeker wanneer zoals bij de labradoodle de genenpoel relatief klein is. Check daarom altijd de gezondheidstesten die bij de ouderdieren uitgevoerd werden. Ziektes en aandoeningen waar de labradoodle vatbaar voor is: 
 
  • De ziekte van Addison: deze ziekte heeft de labradoodle geërfd van zijn poedel-voorouders. Het is een ziekte van de bijnierschors, waardoor de hond zich niet lekker voelt en vaak last heeft van overgeven en diarree. De diagnose wordt niet altijd tijdig gesteld, omdat het lijkt op een gevoelig spijsverteringsstelsel. Als een hond met deze ziekte echter niet behandeld wordt, kan hij in shock raken en overlijden. 
     
  • Gewrichtsproblemen: bij de labradoodle komt, net zoals bij de labrador, heupdysplasie en elleboogdysplasie voor. Daarbij passen de twee delen van het gewricht niet goed in elkaar. Patella luxatie (een losse knieschijf) zie je soms bij de kleine types labradoodle. 
     
  • Oogproblemen: zowel PRA (progressieve retina atrofie) als PRCD (progressieve red-cone degeneratie) komen voor bij de Australian labradoodle. Rasverenigingen proberen dit te voorkomen door een verbod op het fokken met twee ouderdieren die de ziekte in hun genen dragen (maar zelf niet ziek zijn). 
     
  • Oorontstekingen
     
  • Allergieën: de labradoodle krijgt vaker dan gemiddeld last van allergieën. Dat uit zich in problemen ter hoogte van het maag-darmstelsel (in geval van een voedselallergie) en jeuk aan de pootjes, oren en vacht (in geval van een allergie aan o.a. huisstofmijt, graszaad, bepaalde voeding, enz.). Soms wordt de oorzaak van de allergie niet gevonden en blijft het dier zijn leven lang last hebben. 
     
  • Von Willebrand Disease: een erfelijke bloedziekte waarbij het bloed moeilijk stolt.
     
  • Sebaceous adenitis: een chronische ontsteking van de talgklieren in de huid die leidt tot het vernietigen van de talgklieren. 
     
  • Epilepsie 
     
Wie via de rasclub een Australian labradoodle aankoopt, krijgt altijd een pup mee die reeds gecastreerd of gesteriliseerd is op een leeftijd van 8 weken. Zo willen fokkers voorkomen dat er in het wilde weg verder gekruist wordt. Op die manier hopen ze het ras te verbeteren, door alleen verder te fokken met de beste dieren. Een vruchtbare labradoodle, waar je wel mee kan fokken, wordt enkel onder strikte voorwaarden verkocht aan erg hoge prijzen. 
 
 

Waarop moet je letten bij het kiezen van een Australian labradoodle? 

De prijs van een labradoodle ligt merkelijk hoger dan die van een zuivere rashond. Omdat er heel wat erfelijke afwijkingen en ziektes in het designer ras voorkomen, moeten er veel dure, genetische testen uitgevoerd worden alvorens een hond geschikt bevonden wordt voor de fok. Een belangrijke kanttekening daarbij, is dat er met de meeste labradoodles niet gefokt wordt. Zij worden al op jonge leeftijd steriel gemaakt, voordat ze bij hun nieuwe gezin terechtkomen. Slechts enkele labradoodles schoppen het wel tot fokhond en hun prijs ligt nog veel hoger. Kom je ergens een labradoodlepup tegen aan een spotprijs? Denk er dan aan dat je mogelijk een ongezonde hond in huis haalt. 
 
Hou ook altijd in het achterhoofd dat je een relatief nieuwe kruising aankoopt. De genenpoel van de labradoodles is nog niet zo groot als bij bijvoorbeeld de poedel of de labrador. Bij die laatste rassen is het dan ook veel makkelijker om goede, gezonde combinaties te maken. Ga je toch voor een labradoodle, is het uitermate belangrijk om de gezondheidstesten van de ouderdieren op te vragen. Krijg je die niet, dan is de kans groot dat je met een willekeurige poedelkruising te maken hebt die veel te duur verkocht wordt. Het is makkelijk om geld te verdienen met een hippe rasnaam, zonder je in de gezondheid te verdiepen! 
 
Ga je op bezoek bij een fokker, vraag dan altijd om kennis te maken met de ouderdieren. Kijk goed rond: worden de pups in huis opgevoed? Welke ervaringen doen ze op tijdens hun jonge leven? Zitten ze schoon en ziet de moeder er gezond uit? Als een fokker meer dan twee nesten tegelijk heeft, dan heeft hij te weinig tijd om hen een goede start mee te geven. Als er meer dan twee rassen gefokt worden, heb je waarschijnlijk te maken met een broodfokker. 
 
Heb je een hart voor dieren en wil je er eentje een tweede kans geven? Neem dan zeker eens een kijkje in de asielen. Het karakter van een dier dat in een asiel terechtkomt is reeds gekend, zo ben je er zeker van dat de hond in jouw gezin past. 
 

Deel dit artikel

Aanbevolen artikelen